Hoe dikwels aanbid u bewustelik die HERE, broeders en susters? Nee, ik bedoel niet hoe vaak u bid. Want dat doet u natuurlik meermale in die dag. En ik aanvaar dat u in uw gebeden ook wel vir die HERE dankie sê vir een gezonde nachtrust, kos en drinkgoed, vir zijn bewarende hand onderweg, vir herstel van gesondheid na een ernstige ziekte... Maar hoe dikwels aanbid u daarbij ook onze God en hemelse Vader?
Aanbid: dit is dat jy die HERE laat weet hoe hoog jy na Hom opsien, dat jy in uitbundige bewoordingen Hom prys oor Wie Hy is en wat alles Hy gedoen het. Aanbid is: om vir die HERE sê: “Zo bent U, dis hoe ik U ken, zo ben ik elke keer weer diep beïindruk met U, zo vertrouw ik ook op U”. Ook dat behoort tot een gebed waarmee we God blij maken. Als ons bid mag die aanbidding niet ontbreken.
Dat heeft de Here Jezus ons geleerd toen Hij zijn leerlingen dat voorbeeld-gebed, het “Onze Vader”, leerde. Ook in dat gebed loopt die bid immers uit op aanbid: “Want aan U behoort het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid.”
Dat is geen zakelijk constatering. Het is verwonderde aanbidding. Het is, nadat we al onze verlangens bij God op die tafel gesit hebben, vir Hem zeggen: “We beseffen dat we grote sake vra. Maar we vragen het immers ook niet vir de eerste de beste! Zoals we U kennen, durven we met het volste vertrouwen hiermee na U toe kom.”
Zo heeft de Here Jezus ons geleer om ons bid af te sluiten. En het was een pragtige keuse van die skrywers van die Heidelbergse Catechismus om met deze aanbidding ook dit leerboekje af te sluiten. Wat is immers een mooier slot dan hierdie? We zijn by die deurwerk van dit leerboekje steeds meer gaan voelen hoe slecht en klein en zwak ons van ons eie is. Maar ook hoe groot en goed en indrukwekkend onze God is! Wat is dan meer gepas as om met een verwonderde aanbidding van deze grote God, die, in weerwil van al onze zonden en tekortkomingen, ónze God wil zijn, te eindigen? Daarom:
Wanneer ons bid mag die aanbidding nie ontbreek nie, want dit is
1 tot God se eer, en
2 tot ons troos.
1. Dit is tot God se eer
Hoe belangrijk voor de HERE onze aanbidding van Hem is, staat misschien wel het mooist in het vier-de vers van Psalm 22 omschreven. Sal u dit gou-gou saam met my lees? Volgens die 1953-vertaling sê David dat de HERE de Heilige is, “wat woon onder die lof-zangen van Israël”. Maar volgens die oor-spronklike teks sê Dawid: “HERE, U troon mos as die Heilige op die lofgesange van u volk Israel”.
God wil als de grote en verheven Koning bij zijn volk op aarde wonen. Hij wil, alhoewel Heilig, naby hulle wees en vir hen zorgen. Maar: Hy kan dit slegs doen as sy volk aanhoudend sy grootheid en goedheid besing. Zijn troon staat, om zo te zeggen, op de lofzangen van zijn volk. Dit vormt als ‘t ware de vloer, het fundament onder Gods troon. Zolang er dus maar in aanbidding tot zijn eer gezongen word, staat Gods troon stevig en hoeft niemand bang te zijn dat God zal padgee. Maar wee jou als onze aanbid-ding insak. Dan laten we de vloer onder Gods troon deursak en moeten we nie verbaas wees als de HERE op ‘n gegewe oomblik van zijn troon afklim en ons verlaat nie.
Onze hemelse Vader wil omringd worden door onze verwonderde lofzangen. Met dat doel heeft Hij ons geschapen. Op catechisatie leer ik de catechisan-ten het zinnetje: “Wij leven om te loven”.
De HERE schiep deze aarde als een kunswerk wat sy weerga nêrens vind nie om zichtbaar te maken hoe groot zijn almacht en creativiteit is: bomen, beesten, bergen..... En toen schiep Hij daarin óns, mensen, om diep beïndruk te reageren op dat kunstwerk.
Mensen die, zoals de dichter van Psalm 8, zouden zingen: “O HERE, onze Heer, hoe heerlijk is uw Naam op de ganse aarde. U wys uw majesteit aan de hemele. Waar ik ook al kyk in dit wijde heelal- overal zie ik de plakkers: Made by God. Made in heaven”
De bomen, eerst in hun prille lente kleuren, en net-nou alweer in hun warmgekleurde herfsblare, de bloemen en planten die een zee van kleure aan onze tuinen gee en van Namaqualand in augustus vir ’n paar weke blommetjies-land maak. Al die verschillende dieren, de één nog indrukwekkender as de ander, de vindings van de techniek, de één nog vernuftiger as de ander…. Alles het werk van Gods handen, het resultaat van Gods eindeloze fantasie.
Dan móet ’n mens mos wel zingen: “Mijn God en Koning, ek wil U verhoog en u Naam loof vir ewig en altyd. Elke dag. De HERE is groot en baie lofwaardig, sy grootheid is ondeurgrondelik”.
Dit is wat de HERE voortdurend uit onze monden wil horen. Daar moet ons hárt zo vol van zijn, dat de mond ervan oorloop.
Maar u weet, gemeente: as dit van ons afgehang het, het daar van 'n loflied vir die HERE hier op aarde niks oorgebly nie. Want God loven- dat zijn we bij de zondeval verleerd. Wij zijn, verleid door de Satan, “het schepsel gaan vereren boven de Schepper die geprijs moet worden tot in eeuwigheid”, zoals de apostel Paulus het zegt in zijn brief aan de Romeinen.
Op die swart dag in onze geschiedenis is de lof op God verstomd. Mense soek nu vooral ons hul eer. Ander mense moet my lof besing. Ek het my mond vol oor myzélf, oor dit wat ék reggekry het en presteer.
En daarom is het een wonder dat de aarde nog bestaat en dat wij hier nog zo bij elkaar zijn, broeders en susters . Want as ons Hom nie loof nie is er bij God vir ons ook geen lewe nie. Toen wij de vloer onder zijn troon laat deursak het, om zélf de troon te kan bestyg, kon Hij ons leven laat wegsak het in de ewige dood. Waar het loflied is veranderd in ‘n geween en ’n gekners van tande.
Maar u weet ook dat God dat niet ge-daan heeft. Hij heeft zijn liefste Zoon uit de hemel die eeuwige dood laten sterven en aan satan prijsgegeven, om ons een nieuw leven met Hem te kunnen teruggeven.
Maar beseft u ook waaróm God dat gedaan heeft? Om vir ú weer perspektiewe in het leven te bieden? Om vir ú eendag ‘n leven zonder verschrikking en tranen op de nieuwe aarde te kunnen geven?
Ja, maar in die eerste plek om toch weer een volk voor Hém te krijgen dat Hém in aanbidding looft en prijst! Om weer die aanbidding te kry wat Hy uit die staanspoor gesoek het. ‘n Loflied dat nu zelfs nog een extra dimensie heeft gekregen. Wij kan Hem immers nou niet meer alleen als de almachtige Schepper besing nie. Nu moet Hom nou boonop ook loven en prijzen as ons genadige Vader deur Jesus Christus.
God het Self daarvoor gesorg dat daar, in weerwil van ons zondeval, toch op aarde lofliederen vir Hom aanhou klink. Wat al hoe luider en met al hoe meer verwondering klink namate de HERE verder kom met zijn verlossings- en herscheppingswerk. Om eendag uit te mond in ‘n massale koor uit alle volken, talen en natiën voor sy troon, dat het Hem in ’n veelhet van stemme sal toezingen : “Amen, lof, majesteit en wijsheid, dank en eer, macht en kracht komen onze God tot, tot in ewigheid”. Want ook op de nieuwe aarde zullen onze lofzangen nog steeds de vloer vormen waarop Gods troon bij de mensen kan staan.
Dit is die sin van die menselewe, broeders en susters: om God te loof. En wie niet loven wil, heeft ook geen leven. Die zal er in het eeuwige leven, op de nieuwe aarde straks, ook niet meer bij zijn. Dié sal dit daar ook niet kunnen en mógen meezingen!
Dis dié dat onze Here Jezus Christus in het ‘Onze Vader’ ons bid laat uitlopen op aanbid. ‘t Is maar één zinnetje. Maar daarin zeggen we toch heel veel. Daarin prijzen we de HERE vol ontzag als de hemelse Koning die alle dingen in zijn macht heeft en die het verdient dat zijn naam eeuwig lof toegesing word. Daarmee spreken we ons ver-troue in God uit. Saam met Hom is daar altyd ’n pad vorentoe.
In die paar woorde is de toon vir al onze gebeden aangeslaan. Ja, de toon vir ons hele léven als Gods kinderen hier op aarde: deze toon moet daar in elke kerkdienst klink: u komt nie net kerk toe om te luisteren, maar ook om te loven. Een kerkdienst is immers een éredienst! So staan ons dienste tereg aangekonding in ons Mededelingsblad. Ons loflied maakt een belangrijke deel van de liturgie uit. En wie dan z’n mond toe hou, of hoogstens wat ongeïnteresseerd mee murmelt, weerhou aan de HERE dit wat Hij nu juist van ons wil horen. Het maak nie saak of jou stem skor is, of bij de seuns in de tienerjare die stem af en toe oorslaan, of dat jy niet zo mooi kan wysie hou nie. As jou hart maar zingt en dit op jou gesig geskryf staan.
En als we hier samen bidden, leggen we niet alleen onze wensen voor de HERE neer, maar ien ons as ‘t ware ook vol aanbidding op naar Hem die ons dage-lijks met zijn genade en trouw, zijn macht en majesteit omringt.
Die toonhoogte van elke eredienst waarmee wij steeds de week beginnen, wil de HERE ook in onze huizen en op ons werk horen klinken, broeders en susters. Die toon van aanbidding. In uw gebeden by die huis. Moet uself maar oefen om niet net akkerhande dinge vir de HERE te vrá nie, maar om ook vir Hem te zeggen hoe hoog u na Hem opziet, hoe groot u vertroue in Hem is en hoe dankbaar u bent dat U Hem kennen mag.
En moet dan ook thuis het lofsang nie verleer nie. Vroeger was dat in de meeste christelike gezinnen ‘n vaste rgebruik. Zingen bij ‘n traporreltjie. Vandaag staat in de meeste huizen geen orgel meer. Maar er zijn toch ook andere instrumenten? ‘n Klavier, ‘n keybord, gitaar? En anders is er in elk geval wel een CD-speler. Daar kun je ook bij zingen! Er zijn prachtige CD’s met psalmen en lofliederen. En het u Vanoggend voordat u kerk toe gekom het ook eers weer geluister na die program Loof die HERE op RSG? En party van die liedere saamgesing?
Wie van u durft by die werk, of in de pauses in die hoërskool, in de universiteit ‘n Psalm tot Gods eer te zingen of neurie? Moet jy jou kop laat lees as jy so maak? Nee,waarom? De aanbidders van allerhande afgoden zingen toch ook luidkeels voor hun gunsteling sangers? En het jy al ooit ’n Engelse sokkerstadion hoor sing? Ons laat dit tog nie gebeur dat daardie soort singery het loflied voor onze God oorstem nie. Eerste by die werk en op school, in die universiteit en algaande ook in onze huizen, die katkisasieklasse en op die ou end selfs in die kerk? Want dan zou de bodem onder Gods troon afbrokkel! En zouden we de HERE Zelf kwijtraken. Laten we juist bouwen aan ‘n al hoe stewiger fundasie waarop Gods troon bij ons kan staan.
God is blij daarmee.
2. Dis is tot ons troos.
Maar ons baat zelf ook daarby. Ons loflied tot God se eer is terselfder-tyd ook tot ons eie troos. Want zo vaak we de HERE in de hemel verwonderd prijzen oor alles wat Hij voor ons betekent, styg ons a.h.w. ook uit boven ons eigen kleine wereldje. In dat kleine wereldje kan zich baie aaklige dinge afspeel narigheid afspelen. Veel verdriet en tranen. In dit leven krijgen we te maken met ziekte, stremmings en pijn. Ons kom aan sterfbeddens en grafte te staan. We moet allerhande teleurstellingen verwerk. Kommer en spanning kan ‘n mens psigies knou.
Kan iemand in so ‘n situasie nog met een blij hart lofpsalmen zingen? De HERE uitbundig aanbidden om zijn grootheid en goedheid?
Ik weet, ook uit m’n eigen leven, dat dit somtyds heel moeilijk kan zijn. Maar juist dan moeten we de aanbidding niet achterwege laat bly nie! Juist dan help dit jou baie als je jouself in aanbidding aan onze machtige God en Vader in de hemel optrek. Als daar Eén is wat ons kan deurhelp, is dit tog Hij? Hij die ons al het goede wil en kan geven omdat Hij onze Koning is die alle dingen in zijn macht heeft. Hij die al zo vaak en zo indrukwekkend elke keer weer heeft laten zien Wie Hij is.
Ons kry dit ook in veel Psalmen, juist ook Psalmen waarin daar geklaagd wordt over de moeite van het leven. Skielik breekt daarin dan de aanbidding van de HERE door: HERE, U bent toch die God wat dit en dat alles gedoen het! Was dit U nie wat destyds ook zulke wonderlike dingen deed? Maar dan zult U ook nu toch uitredding geven? En zo geeft het loflied op Gods groot-heid dan opeens weer troost en perspectief.
Wij krijgen in dit leven ook met aanvechtingen en kleingeloof te maken. Met schuldbesef omdat we nog zulke zwak burgers in Gods Koninkrijk zijn, wat dikwels nog zo ongehoorzaam is en eiewys tegen Gods wil ingaan. We bidden wel, haast elke dag: “Vader in de hemel, Uw naam moet geheiligd worden, laat uw Koninkrijk komen, uw wil moet hier op aarde net zo gehoorzaamd worden als door de engelen in de hemel”, maar wat brengen we in ons eie lewe nou feitlik daarvan terecht?
En we schamen ons omdat we het wel heel mooi tegen de HERE weten te zeggen: “Vergeef ons onze schulden zoals ook wij onze schuldenaren vergeven”, maar inderwaarheid is dit vir ons glad nie so maklik- om ander mense te vergewe nie. En hoe dikwels geven we niet toe aan de verzoeking van de Boze? We zijn zo zwak, dat we zomaar met die grond kennismaak as die duiwel ons verlei.
Dit kan ‘n mens zo moedeloos maken. Kom daar wel ooit iets vant Gods Koninkrijk tereg? Worden wij wel ooit andere, betere mensen dan we nu zijn? Komt er wel een nieuwe hemel en een nieuwe aarde?
Maar dan leert de Here Jezus ons om ons gebed vol verwondering in áán-bidding te laten overgaan: Als dit van ons moes afhang, sou daar niks van kom nie, Vader. Maar nu we het aan U vragen, krijgen we weer moed. Want aan U behoort toch het koninkrijk? Het betref maar niet onze kleine en onbeteken-dende sake nie, maar uw grote zaak. Een zaak die U zo ter harte gaat dat U er toch voor zult zorgen dat het rijk van de duivel tot niet gaan en U weer alles in allen zult zijn? Ons hoef u ryk nie probeer vestig nie- U sal dit Self regkry.
Aan U behoort mos ook de kracht. Wij zijn maar zwakke schepselen. Maar U bent is die almagtige Skepper. U kunt wonders bewerken en zelfs de sterkste vijand vernietigen. Ons is nie sterk genoefg om teen die Bose weerstand te bied nie- nie eers teen ons eie sondige natuur nie. Maar u Heilige Gees kan ons sterk maak en staande hou? Dis hoe ons U ken en daarom het ons hoë verwagtings van U.
Aan U behoort ook de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Uw eer is mos op die spel? U naam, bo alle naam verhewe, moet uit eerbiedenis die volle roem en eer gegee word. Dit sál gebeur! So ons weet vir seker dat alles sal reg komt. De dag komt beslist dat er in hemel en op aarde alleen nog maar lofliederen op Uw oneindige grootheid gezongen worden.
Met hierdie woorden aan Gods adres mogen we onszelf moed inspreken. En ons mag we dit met een hart-grondig “AMEN” onderstreep. Want het hebreeuwse woordje AMEN betekent immers: “Dit is so! Baie beslis!”
Selfs baie sekerder as wat ek, in my klein-geloof, dikwels besef. Ja, seker-der, bely ons in Sondag 52, “as wat ek in my hart voel dat ek dit van Hom begeer”. Is dit nie verskriklik beskamend nie? Ek begeer dikwels nie eens met my hele hart dat al hoe meer mense die HERE se Naam sal eer, en dat sy koninkryk mag kom en dat ek ewe gehoorsaam aan God se wil sal word as die engele in die hemel nie. Ek begeer dit nie eens altyd met my hele hart dat Hy my verlos van die Bose nie; dat die groot oorwinningsdag maar spoedig sal aanbreek nie! Ek is dikwels so met ander dinge besig dat ek nie verder kyk as my lewe hier lang –kort!- is nie. Nogtans IS die Koninkryk van God, HET Hy die krag en ONTVANG Hy eendag al die heerlikheid wat Hom toekom, tot in ewigheid! Dit hang nie van my vertroue af nie, maar van God se betroubaarheid. Dit bly waar en seker. So ken ek Hom en so aanbid ek Hom.
Dit is tog ook wat u glo? So kent u Hom mos ook? Dan kunt u ook op deze preek nu met u hele hart ‘amen’ zeggen. Laten we dat samen doen met de woorden van Psalm 106:20
Liturgie: Votum & seëngroet;
Psalm 150
Gebed
Lees: Psalm 148
Psalm 148:1, 4, 5
Verkondiging oor Sondag 52b Heidelbergse Kategismus.
Psalm 106:20
Geloofsbelydenis: Skrifberyming 27
Gebed
Kollekte
Psalm 71:9,14
Seën